Op de koffie met je 22-jarige ik (#1)

Deh.

Ken je de trend? Op de koffie gaan met je jongere ik. Ik heb op mijn Instagram account zo’n gesprek eens uitgeschreven, en dat bleek wel in de smaak te vallen. Ik vond het ook super leuk en uitdagend om op deze manier eens een introspectie te doen. Terug te blikken, reflecteren op wat er doorheen de jaren allemaal eigenlijk gebeurd is. Ergens is het wat speciaal om me terug in te leven in de jongere versie van mezelf. Maar ook gewoon heel leerrijk.

The boy just doesn’t know, what lies ahead. En het is supercool om daar op één of andere literaire manier mee om te gaan. Ik ga er een verhaal van maken waar ik m’n 22-jarige ik, die pas is afgestudeerd en alles voor zich heeft, wil leren voelen. Dat ik hem wil leren indrukken opdoen van de wereld, en uit donkere gedachten te treden die ons altijd hebben beziggehouden. Dat perfectionistische gedrag wat wegwerken, het indekken voor allerlei worst case scenarios… Ik zou hem graag leren om onbewust toch te leren omgaan met dat verleden. Of dat gaat lukken, zie ik nog wel. Misschien zal het toch ter sprake komen allemaal.

Ik heb in m’n laatste check-in een voorsmaakje gegeven, nu starten we dus een blogreeksje erover. Bij deze met een deel 1. Helemaal terug vanaf nul ook. De eerste ontmoeting.

Ready?

Want ik weet niet of ik er zelf klaar voor ben.

Misschien even een tas koffie zetten. Of een warme choco.

Effe landen ofzo.

Goed?

Let’s go.


Spannend wel. De afgelopen dagen heb ik er vaker over nagedacht. Wat wil ik eigenlijk uit dit gesprek halen? Wil ik hem alles vertellen, of wil ik hem iets leren. Zou ik 8 jaar geleden ook echt geluisterd hebben naar de toekomstige versie van mezelf? Ik deed wel alsof ik luisterde. Misschien moet ik daar op inspelen. Geen idee, we zullen anders wel zien. Het manneke weet ook niet wat hem te wachten staat.

Ik kom aan. We spraken af op de terril van Winterslag. Geen fancy zaak, geen fancy koffies ofzo. Gewoon in de gekende, vertrouwde natuur met een thermos onder ons twee. Op dat ene plekje, waar we vroeger wel eens kwamen uitblazen met onze trouwe viervoeter. Om te ontsnappen, om na te denken over wat we nog gaan doen met ons leven. Ik doe mijn jas uit, leg het op de grond en zet me erop neer. Ik kijk uit over het water waar de lichtstralen ongeveer de halve vijver oplichten. Het is wat bewolkt, maar ach. Zelfs als het regende waren we er niet weg te krijgen.

In de verte hoor ik het krakend geluid van brekende takken. Af en toe een dennenappel die lijkt weg te schieten. Het zal ’em wel zijn. Waarschijnlijk op zijn mountainbike.

“Sorry dat ik te laat ben”, hoor ik hem roepen. “Geen probleem, kameraad, weer de tijd uit het oog verloren?”, vraag ik. “Ja, ge kent het he”, hoor ik hem opgelucht zeggen. Het ging er precies stevig aan toe onderweg. “Zet u, kameraad. We’re in for a ride“. Ik probeer de sfeer te scheppen, want ik voel aan dat het misschien toch beter is om een zaadje proberen te planten. “Hoezo?”, vroeg hij al ongerust. Lap, daar ging ik misschien al te licht over. Alles in vraag stellen inderdaad. Juist, worst case scenario denken. Zo ging het er vroeger altijd aan toe.

“Zet u eerst maar eens op u gemak neer. Ik kan me voorstellen dat ge vol vragen zit”, probeerde ik hem gerust te stellen. “Ja, toch wel, ik ben heel benieuwd”, zei hij nieuwsgierig. “Weet ge, ik ga de flauwe plezante uithangen. Ik ga u effe laten wachten, en effe challengen nu we hier in dit moment zijn”. “Challengen?” vroeg hij. Ik merk dat hij wat hevig is, stevig op zoek naar antwoorden. “Challengen ja. Geen zorgen hoor, er is niets om u ongerust over te maken”, probeerde ik hem opnieuw gerust te stellen. Het voelt wel dubbel om te zeggen. Een burn-out, alles waar we door moesten om te leren omgaan met het verleden. Eigenlijk is er weinig voor hem om gerust over te zijn. Maar goed, het heeft ook weinig zin om hem te overladen met al die informatie. Positieve energie.

“Laten we even onze tijd pakken, en hier gewoon voor ons uit kijken”, zei ik nostalgisch. “Sta eens even stil bij alles wat we hier al hebben meegemaakt, en wat die plaats hier voor ons betekent.” Ondertussen pak ik m’n thermos erbij en schenk ik koffie in twee kartonnen bekers. Het is ook gewoon zo, het uitzicht op de heuvels van de terril, het kleine vijvertje waar we over uit kijken. We kwamen hier zo vaak. Zelfs met onze kameraden zijn we hier bijna in de vijver beland toen we met de slee naar beneden doken in de winter. Ik deed nog wat suiker in de koffie. Één klontje voor mij, twee voor hem en wat melk erbij. “Klopt, hier kom ik graag. Blijft dat 8 jaar later ook het geval?” vroeg hij nieuwsgierig.

Ik laat me die vraag even bezinken. Ik blijf nog even voor mij uitstaren, om eens goed na te denken wat ik hier best op kan antwoorden. Die nieuwsgierigheid vind ik wel al interessant. Natuurlijk wil ik alles weten in die 22 jarige versie van mij. Maar ik weet goed genoeg dat alles wat ik antwoord, een proces van indekking in gang kan zetten voor alles wat voor hem mis kan lopen in de toekomst. Houd ik daar rekening mee? Geen idee. Ik adem nog eens goed in, probeer die lucht vol herinneringen nog eens goed op te nemen en vooral te genieten.

“Rust is iets gelukzaligs”, probeerde ik inspirerend te antwoorden. “We zijn soms druk in de weer met veel verschillende zaken. Sommige zaken die er wat meer toe doen dan andere. Maar wat het ook is, het kost ons veel energie. Dus.., ja, ook 8 jaar later ga je hier graag komen. Deze plek straalt alleen maar rust uit, er is geen betere plek voor ons dan hier”.

Stilte overheerst. Ik blijf voor mij uitstaren, maar begin in de rust stilaan op te merken dat hij nogal vreemd opkijkt naar mij. De rust die ik zelf voel, is allesbehalve aanwezig bij hem. “Kerel”, zegt hij verward. “Ga ik echt zo iemand worden? ZO SAAI?”. Ik moest ervan lachen. Ja, saaier is het misschien wel. Een mens wordt ouder, levendiger als uw jaren-20’ers wordt het misschien ook niet. “Haha, wat dacht ge, dat ik hier kwam feesten met u?”, vroeg ik. “Awel ja, hebben we niks te vieren hoe f*cking awesome wij als ingenieur de wereld aan’t veranderen zijn?”.

Zijn zin zet mij aan het denken. Is het allemaal echt f*cking awesome wat we aan het doen zijn? Ja, toch wel eigenlijk. Maar zo zit ik hier precies niet, ik wil hem vooral iets leren. Juist, ik heb een doel. Wij hebben een doel.

“Weet ge wa, ge hebt gelijk, we zijn echt f*cking awesome bezig. Ik had eigenlijk perfect Guinness kunnen meebrengen om het te vieren.” Met dat ik het zei, begon ik ineens na te denken. Was ik toen al zo gek van Guinness? Wanneer was het weer dat we ons eerste uitje met Ellen deden naar Dublin? “Ja echt waar, dat was ideaal geweest”, zei hij bevestigend. Oef, jawel, we waren al in Dublin geweest.

“Maar vertel eens, wat doe ik van werk?”, vroeg hij weer nieuwsgierig. Hier kan ik misschien wel op antwoorden, dat maakt weinig verschil dacht ik. “We zijn onderzoeker in artificiële intelligentie! SCHOL!” hefte ik mijn beker. Ik zag hem glunderen, duidelijk trots dat we 8 jaar later nog steeds in hetzelfde domein zitten. Ik voelde meteen zijn geruststelling dat die eerste job, waar hij nog net geen jaar actief is, een juist pad heeft ingeleid. Hij hefte met een big smile zijn beker omhoog en klinkte. “Op AI”, zei hij. “Op AI, Ellen, wetenschap, Pokémon, voetbal en groei, beste vriend”, antwoordde ik.

Ik zag hem nog meer stralen, alsof ik met die ene zin alles al vertelde wat hij wilde horen. “Serieus, ja? 8 jaar later, nog steeds dat allemaal?”, zei hij weer nieuwsgierig, deze keer met wat meer vreugde. “Maat, waarom zo nieuwsgierig? Ik ben u nu he, 8 jaar later. Wat ik doe, leuk vind, hebt ge allemaal zelf in de hand”, probeerde ik hem duidelijk te maken. “Da’s waar, maar ik ben gerust dat het niet is misgelopen”, gaf hij toe.

There we have it. Blij dat hij het toegeeft, daar wou ik al de hele tijd naartoe. Natuurlijk is hij daarmee bezig, hij wilt zich indekken. Ik wil mij indekken of heb dat toch altijd gewild. Bang voor wat er zou komen, die scenario’s afgaan om toch maar in die perfecte versie van mezelf te treden die nooit of nooit door iemand slecht zou bevonden worden, of maar een glimps zou geven van ergens in te falen. Never, nooit.

Ik sipte nog eens van mijn koffie. Hier moest ik op inspelen, hier begint het. “I know, kameraad, we hebben het best goed”, antwoordde ik, om nu toch maar iets voorzichtiger die stap te zetten en niet dezelfde verwarring als daarstraks op te wekken. “Maar wat je nu zegt, is wel wat ik eerder bedoelde. We steken onze energie in zoveel dingen die er niet toe doen. We maken onze kop de hele tijd alleen maar gek”, probeerde ik hem duidelijk te maken. Ik zag dat ik er deze keer beter in slaagde. “Da’s waar. Maar zo geraken we vooruit hé, zo geraken we waar we willen geraken”. Hij probeert mij gerust te stellen, nog eens duidelijk te maken hoe we onze veiligheid opzoeken.

Het deed mij even opnieuw beseffen hoe hardnekkig die gedachtegang zodanig deel was geworden van mijn identiteit back-in-the-day. Worst case scenario denken is als een manier van leven, ik dacht er nooit over na, ik deed het gewoon. Hoe ik indertijd nul komma nul besefte hoe destructief dat wel is. Maar nu zit ik hier wel met iemand die vastgeroest zit. Hoe ga ik in hemelsnaam hieraan beginnen? Hoe zeg je aan zo iemand dat er mooiere dingen bestaan? Het doet me beseffen hoe vaak hetzelfde gevoel opkomt wanneer ik met lotgenoten spreek. Ik voel wat zij voelen, en zou niets liever willen om iedereen ermee te leren omgaan.

“Waar denk je nu aan?”, vroeg hij plots. Hij had me goed in de gaten hoor. “Waar zou jij aan denken als ik je dit had gezegd?”, probeerde ik de vraag veiligheidshalve maar te counteren. Ik wou immers zeker niet in m’n kaarten laten kijken. “I know, you got me.”, zei hij verrassend. Amai, dit ging even beter dan ik had verwacht. “Hoe bedoel je?”, vroeg ik hem.

Weer overheerste stilte. We hoorden ook een wandelaar passeren, het was goed om even de stilte aan te houden om het gesprek vooral tot onszelf te houden. We voelden allebei aan dat het gesprek een richting uitging die ons toch iets dieper zou raken dan we eerst hadden gedacht. We bleven nog even voor ons uitkijken, al genietend van het uitzicht. De lange rieten in de vijver helden allemaal mooi naar links, gingen wat op en neer, meegaand met de wind. Op het water zagen we hier en daar kleine ringetjes verschijnen. Visjes die komen piepen aan het oppervlak? Of een luchtbelletje dat stiekem ergens is ontsnapt? Ik herinner me hoe ik me vroeger zelf al die dingen afvroeg terwijl ik er zat.

Ondertussen was de wandelaar allang gepasseerd, en was de situatie weer veilig om het gesprek te hervatten.

“Toch typisch dat die wandelaar net nu verschijnt he”, zei hij al grappend. “I know, maar terug tot de vraag. Hoezo had ik je?”, vroeg ik hem. Ik hoorde hem zuchten, en zag hem in mijn ooghoek zijn hoofd tussen zijn knieën laten zakken. “Ugh”, zuchtte hij. “Het is gewoon wat we doen hé. Hoe slagen we er anders in om een diploma te behalen? Om werk te kunnen vinden? Goed te doen op ons werk? Ellen gelukkig te maken? Onze vrienden gelukkig te maken?? Zelfs de trainer en al onze ploeggenoten tevreden te doen stellen met hoe we trainen en onze match spelen?”, kwam er allemaal als een waterval ineens uit. “Hoe slagen we er anders in om ons er gewoon tussen te mogen begeven?”, zei hij angstig. Zijn gezicht verdwijnde in zijn handen.

Ik had hem duidelijk getriggerd. De intensiteit waarmee hij alle woorden uitspuwde deden me herinneren aan het gevoel van dagelijks overleven. Het constante gevoel van verdrinken, je hoofd boven water willen houden waarbij het getrappel je mond nog maar net boven water doet komen. Ik voelde de paniek. Paniek die ik toen nog niet kon benoemen als “paniek” zelfs.

Ik sloeg mijn arm om zijn schouder en probeerde hem te troosten “I know, kameraad. Misschien is dit waarom we dit moment even moeten hebben met elkaar”. Ik voelde de snaar die ons allebei raakte. Dit is wat we nodig hadden. Heling, begrip. Een arm rond de schouder die kon zeggen dat het even oké was om op die manier geraakt te zijn, het te doorvoelen en het te verwerken. “We’re in for a ride“, vertelde ik hem nog. Mezelf al schrap zettende om het nog even tijd te gunnen, maar daarna dieper tot de essentie te komen.


Zo, dit gaat ’em even worden voor deel 1 denk ik. Pff, wat een beleving om het zo uit te schrijven. Het is een mooie maar ontroerende oefening om zo terug te blikken, en constant van het ene personage, the-old-me terug te springen naar de current-me. In essentie blijven we dezelfde mens met dezelfde barsten in ons verleden. Maar gaan we er allebei gewoon op een andere manier mee om.

Wel blijf ik dit echt supertof vinden om te doen. Het heelt ook ergens, ik voel dat ik op deze manier ook mooi terug in m’n gevoel kan komen.

Voor mij smaakt het al naar meer. Ik ben benieuwd of dat voor jullie ook zo is? ✨

Plaats als eerste een reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.